header background image
 
  • home6
  • home4
  • home5

HONINGBIJEN – SOLITAIRE BIJEN – HOMMELS – WESPEN – ZWEEFVLIEGEN

 

Naast de honingbij komen er ook 30 soorten hommels en bijna 300 soorten solitaire bijen voor in Vlaanderen. Daarnaast zijn er nog verschillende soorten wespen en zweefvliegen. 

 

De honingbij

honingbij

De honingbij (Apis mellifera) is een gedomesticeerde bijensoort, oorspronkelijk afkomstig uit Afrika. Vroeger leefde de honingbij vooral in bossen, maar al snel werd deze soort door men-sen gehouden om zo honing als zoetstof en ook bijenwas te verkrijgen. De honingbij leeft in grote kolonies met een koningin (vruchtbaar vrouwtje), werksters (onvruchtbare vrouwtjes) en darren (mannetjes).

De honingbij is geel-bruin tot grijs gekleurd en licht behaard. Tussen de verschillende rassen zijn er kleurverschillen. 

De honingbij is essentieel voor de bevruchting van veel planten. Omdat ze bloemvast zijn (ze bezoeken steeds dezelfde bloemen totdat deze uitgebloeid zijn), zijn honingbijen zeer effec-tieve bestuivers en van groot belang voor de land- en tuinbouw. 

 

Solitaire bijen

solitaire bij

Solitaire bijen vormen een grote groep inheemse bijen die allemaal solitair leven. In Vlaanderen zijn er ongeveer 300 soorten solitaire bijen in verschillende vormen, kleuren en groottes. Bij deze soorten maakt ieder vrouwtje een apart nest. Afhankelijk van de soort wordt het nestje anders opgebouwd: ofwel met bladeren, zand, leem, dood hout, ... Sommige solitaire bijen lijken in groep te leven, omdat ze dicht bij elkaar nestjes maken.

Net als de honingbijen zijn de solitaire bijen erg belangrijk voor de bestuiving van planten. Er kan een onderverdeling worden gemaakt bij de solitaire bijen tussen generalisten en specialisten. ‘Generalisten’ gebruiken meerdere plantensoorten als nectar en/of stuifmeelbron. ‘Specialisten’ halen hun stuifmeel en nectar uitsluitend uit één plantensoort. Door deze gebondenheid aan één plantensoort zijn de specialisten kwetsbaarder dan de generalisten voor veranderingen in hun biotoop. 

Enkele veelvoorkomende soorten in Vlaanderen zijn : 

 metselbij

* metselbij

 

 zijdebij

* zijdebij

 

maskerbij

*maskerbij

* groefbij

* slobkousbij.

 

Hommels

Hommels hebben in vergelijking met honingbijen langere beharing, waardoor ze ook beter aangepast zijn aan het leven in koudere klimaten. De hommelkoninginnen vliegen al heel vroeg in het voorjaar uit om een nieuwe kolonie te stichten. Hommels leven net als honingbijen in kolonies, zij het in veel kleinere éénjarige kolonies met meestal een honderdtal exemplaren. Overwinteren doet de hommelkoningin echter alleen, net zoals dit het geval is bij wespen.

Veel hommelsoorten trekken direct naar twee- en meerjarige planten omdat deze meer nectar te bieden hebben. Hommels specialiseren zich per soort vaak ook op één of enkele plantensoorten. Dit maakt dat er weinig concurrentie bestaat tussen de verschillende hommelsoorten.

Enkele veelvoorkomende soorten in Vlaanderen zijn: aardhommel, tuinhommel, boomhommel, akkerhommel en weidehommel. Door het verdwijnen van speciefiek biotopen zoals vb. bloemenrijk grasland zijn ook een aantal hommelsoorten zeldzaam geworden: heidehommel, grashommel, boshommel, steenhommel en zandhommel.

 aardhommel

* aardhommel

 

 boomhommel

*boomhommel

 

 akkerhommel

* akkerhommel

 

Wespen

wesp

De meeste wespen die ons ‘s zomers lastig vallen, zijn de zwartgeel gestreepte gewone wespen (Vespula vulgaris) en Duitse wespen (Vespula germanica). Ze behoren tot de papierwespen. Die noemen zo omdat ze nesten maken uit een soort papier, dat bestaat uit met speeksel vermengd, fijngekauwd hout. 

Het leven van de wesp begint in de vroege lente. Dan verlaten jonge wespenkoninginnen hun overwinteringplaats om op zoek te gaan naar nectar van vroege bloeiers, zoals wilgen, en naar een geschikte plaats om hun nest te bouwen. Elke van buitenaf bereikbare rustige, donkere holte kan daarvoor dienst doen, of het nu een oud muizennest is in de grond of een oude zolder. Met fijngekauwd hout bouwt de koningin vervolgens enkele broedcellen die vanonder open zijn, legt in elk ervan een eitje en omhult het geheel met een papieren bol waarin ze onderaan een nestingang laat. Het aantal wespen in het nest kan dan oplopen tot 7000.

Het voedsel van het wespenvolk bestaat enerzijds uit bloemennectar en andere zoetigheden. Insecten en insectenlarven vormen de belangrijkste eiwitbron voor de larven. Die halen er de eiwitten uit en scheiden de koolhydraten af in de vorm van druppels zoetstof, die de wespen-werksters graag opeten. Op het einde van de zomer legt de koningin minder eitjes en vermindert het aantal larven. De werksters vinden dan onvoldoende zoetstof in het nest en gaan elders op zoek naar zoetigheden. Zo komen ze in het najaar opvallend veel naar onze terrasjes.

Alleen de wespenkoninginnen overwinteren, net zoals de hommelkoninginnen.

 gewone wesp

* gewone wesp

 

 Duitse wesp

* duitse wesp

 

Zweefvliegen

zweefvliegen

Zweefvliegen (Syrphidae) behoren tot de tweevleugeligen (Diptera). Ze hebben maar één paar vleugels en hebben geen ‘wespentaille’ zoals de vliesvleugeligen (Hymenoptera), waartoe wespen, hommels en bijen behoren. Zweefvliegen hebben een verwarrende naam. Ze hebben een zeer typische manier van vliegen, maar zweven doen ze niet. Wél zijn het vliegkun-stenaars die zoals een helikopter ter plaatse en zelfs achteruit kunnen vliegen.

Volwassen zweefvliegen leven van stuifmeel en nectar. Ze spelen dus ook een belangrijke rol bij de bestuiving. De meeste soorten leggen hun eitjes bij bladluizenkolonies. Nadat de larven zijn uitgekomen, mengen ze zich tussen de bladluizen, grijpen die vast en zuigen ze leeg. Elke larve kan gedurende haar ontwikkeling verschillende honderden bladluizen verorberen.

Zweefvliegen worden vaak verward met wespen, bijen of hommels omdat ze dezelfde felle kleuren, strepenpatronen en beharing hebben. Zo gelijken sommige sprekend op hommels omdat ze een behaard achterlijf hebben, andere op wespen omdat de beharing nagenoeg ontbreekt, enz. Het is een mooi voorbeeld van ‘mimicry’, een variant van camouflage, waarbij een dier niet vermijdt om herkend te worden maar net duidelijk wil gezien worden, maar dan als iets anders -een ander, gevaarlijk dier. Insecteneters die nare ervaringen hebben met wespen of andere stekende vliesvleugeligen, zullen de daarop lijkende zweefvliegen probleemloos gerust laten. Maar mensen die zich door de mimicry laten misleiden, slaan ook de zweefvliegen dood.